Richt je aandacht hieronder vooral op het begrijpen van het verhaal en
de notatie (onderaan).
Ga er even voor zitten! Het zou mooi zijn als je het iemand kunt navertellen.
Toelichting op de opgave 17743,15 : 983 =
Denk aan geld; er is 17743,15 euro te verdelen over 983 leerlingen. Hoeveel
krijgt iedere leerling?
Stel het bedrag ligt op tafel als:
1 briefje van 10000 (we doen net alsof dat briefje bestaat)
7 briefjes van 1000
7 briefjes van 100
4 briefjes van 10
3 munten van 1 euro
1 munt van 10 cent
5 muntjes van 1 cent
Bij delen begin je eerst met het verdelen van het "grote geld"
- 1 briefje van 10000 kun je niet verdelen over zoveel leerlingen, dus wissel
het om voor 10 briefjes van 1000
Je hebt dan 17 briefjes van 1000
- 17 briefjes van 1000 kun je ook niet verdelen over zoveel leerlingen, dus
wissel het om voor 170 briefjes van 100
Je hebt dan 177 briefjes van 100
- Maar ook 177 briefjes van 100 kun je nog steeds niet verdelen over 983 leerlingen,
dus wissel het om voor 1770 briefjes van 10
Je hebt dan 1774 briefjes van 10
- Dat kun je wel verdelen. Geef alle leerlingen 1 briefje van 10. Je hebt
dan 983 briefjes van 10 uitgegeven.
Je houdt dan 1774 - 983 = 791 briefjes van 10 over ( te weinig inderdaad om
alle 983 leerlingenen nog een briefje van 10 te geven).
- Wissel 791 briefjes van 10 in voor 7910 losse euro's. Bij elkaar heb je
dan 7913 munten van 1 euro.
Geef alle 983 leerlingen 8 muntstukken van 1 euro. Dan heb je in totaal verdeeld:
8 x 983 = 7864 muntstukken van 1 euro.
Over houd je dan 7913 - 7864 = 49 munten van 1 euro. (te weinig inderdaad
om iedereen nog een muntstuk van 1 euro te geven)
- Wissel dus die 49 muntstukken van 1 euro in voor 490 muntjes van 10 cent.
Je hebt dan 491 muntjes van 10 cent.
Dat is te weinig om iedereen er een te geven, dus besef dat iedereen dan 0
muntjes van 10 cent krijgt.
- Wissel die 491 muntjes van 10 cent in voor 4910 muntjes van 1 cent. Je hebt
dan in totaal 4915 muntjes van 1 cent.
Je kan dan iedereen 5 muntjes van 1 cent geven. Bij elkaar is dat 5 x 983
= 4915 munten van 1 cent. Je houdt dan dus niets over.
Ofwel: 17743,15 : 983 = 18,05
Iedere leerling krijgt namelijk 1 briefje van 10, 8 muntstukken van 1 euro,
0 muntstukken van 10 cent en 5 muntjes van 1 cent.
Je kan dat noteren in een mooie staartdeling.
Als je deze uitleg goed begrijpt (en kunt navertellen) dan kun je vast ook wel heel veel cijfers achter de komma
uitrekenen met pen en papier van 4/7 (vier gedeeld door zeven). Probeer het eens en kijk hier of je het goed hebt!